Vlaamse tapijtwevers in Firenze
Vlaamse tapijtwevers in Firenze
De muren van de laatmiddeleeuwse Florentijnse palazzi werden niet alleen gedecoreerd met fresco’s, maar ook met kleurrijke wandtapijten. Dat had grote voordelen want die kon men als er verbouwd of verhuisd werd gemakkelijk opbergen. Vooral de interesse voor de gobelins uit Vlaanderen en Brabant was bijzonder groot. De export van wandtapijten uit onze contreien naar het schiereiland was dan ook aanzienlijk, maar reeds van in de 15de eeuw waren er Vlaamse tapijtwevers (arrazzieri) aangetrokken om zich in Italië te komen vestigen en er een atelier uit te bouwen.
De Vlaming Livinio Gilii (Lieven Gillis uit Brugge) werkte hoofdzakelijk voor de Estensi in Ferrara , maar hij heeft ook tussen 1455 en 1457 enkele tapijten vervaardigd voor de ringhiera (de tribune) van het Palazzo Vecchio in Firenze. Die waren gemaakt naar kartons van Neri di Bicci en Vittorio Ghiberti, maar zijn verloren gegaan. Ook van de tapijten van een zekere Giovanni di Giovanni uit Brabant, die tussen 1476 en 1480 gewerkt heeft voor de kathedraal van Firenze, is niets meer overgebleven.
In 1517 was de Brusselaar Nicolaas Karcher of Kerckx (Nicola Carcera) samen met zijn broer Jan (Giovanni) werkzaam in Ferrara, waar hij werkte aan het hof van hertog Ercole II d’ Este. Van een tussentijdse reis naar Brussel keerde hij terug met 8 wevers, waaronder zijn stadsgenoot Jan Rost of van Roost (Giovanni Rost). In oktober 1545 waren Karcher en Rost op uitnodiging van Cosimo I naar Firenze gekomen om er de Arazzeria Medicea (de manufactuur voor de productie van wandtapijten) uit te bouwen. De Florentijnen noemden de wandtapijten arazzi, naar de naam van de stad Arras in het huidige Frans Vlaanderen.
Karcher stond aan het hoofd van het atelier in het Palazzo Vecchio en Rost kreeg de supervisie van het atelier van San Marco.
Er werd beroep gedaan op assistenten uit Vlaanderen. Zo werkte Jan Rost in Firenze samen met de Brugse arraziere Pieter de Witte (Candido) senior (de vader van de kunstenaars Pietro en Elia Candido). Tussen 1546 en 1553 werden in de ateliers van Rost en Karcher in totaal niet minder dan 120 tapijten vervaardigd.
Fig.1 Giuseppe fugge dalla moglie di Putifarre (Bronzino & Karcher, Firenze)
In 1553 voltooiden Karcher en Rost de prachtige tapijten van de Sala dei Dugento (de Zaal van de 200) in het Palazzo Vecchio naar kartons van de maniëristen Bronzino, Pontormo en Salviati. De 20 tapijten stellen het Leven van Jozef en zijn broers voor, maar zijn in 1882 verdeeld geraakt over Rome (Palazzo del Quirinale) en Firenze en in september 2015 terug verenigd voor een tijdelijke tentoonstelling (1). Eén van de bekendste werken van de Jozef-cyclus is de Vlucht van Jozef voor de vrouw van Potifar (zie fig.1). De fijne weeftechnieken en de kleurenpracht die de Vlaamse wevers in hun wandtapijten wisten ten toon te spreiden worden hier ten volle gedemonstreerd (2).
Fig.2 Giustizia libera Innocenza (Rost & Bronzino,1546, Uffizi depositi)
Karcher en Rost hebben voor het Palazzo Vecchio ook een aantal spalliere gemaakt, fries-vormige tapijten die bovenaan de muur hingen met grotesken en allegorische figuren, die typisch waren voor het maniërisme van die tijd. De ontwerper was meestal Francesco Ubertini (il Bachiacca).
Voor het Palazzo Pitti heeft Rost 3 portiere (tapijten om een deuropening af te sluiten) gemaakt naar kartons van Agnolo Bronzino. Dat zijn de Lente of Flora, de Justitie bevrijdt de onschuld en de Overvloed. Dat laatste tapijt was een soort van proefstuk dat hij in 1545 had geweven voor hertog Cosimo I (zie fig.2).
Tot de collectie van de Uffizi behoren de Maanden (4 tapijten) die Karcher en Rost tussen 1550 en 1553 vervaardigd hebben naar kartons van il Bachiacca. Karcher nam de maanden maart, april en mei voor zijn rekening en Rost zorgde voor de rest (zie fig.3).
In de Uffizi zijn ook een Ecce Homo, een Deposizione en een Risurrezione bewaard, die geweven zijn door Karcher (1549-53) en ontworpen door Francesco Salviati.
Fig.3 Serie dei Mesi: Marzo, Aprile e Maggio (Karcher, Uffizi)
Rost en Karcher hadden met hertog Cosimo contracten afgesloten waarin o.a. vermeld stond dat zij ook moesten zorgen voor de opleiding van tapijtwevers uit Firenze, de zg. creati fiorentini.
In dat verband waren de arazzerie van Giovanni Sconditi en Benedetto Squilli in de Via Cocomero en de Via dei Servi na het vertrek Karcher en de dood van Rost leidinggevend geworden in Firenze en de Brugse schilder Giovanni Stradano (Jan van der Straet) was ondertussen Agnolo Bronzino en Alessandro Allori opgevolgd als officiële kartontekenaar.
Toen Nicolaas Karcher in 1554 naar Mantova was vertrokken om er te gaan werken voor hertog Guglielmo I Gonzaga (hij kreeg er een atelier met 11 mensen ter beschikking), werd het atelier van Jan Rost in Firenze omgevormd tot een staatsmanufactuur, de Arazzeria Medicea. Karcher overleed in Mantova in 1562. Jan Rost bleef tot aan zijn dood in 1564 werkzaam in Firenze. Daar werd hij begraven in de kerk van San Lorenzo.
Zijn zoon Jan Rost junior nam het van hem over en van 1621 tot 1629 kreeg Jacques Ebert (Jacopo Egidio van Asselt), die voornamelijk samen werkte met cartoonist Michelangelo Cinganelli, de leiding van het atelier in handen (3). Zijn zonen, Pietro en Bernardino van Asselt konden onder de directie van Pietro Févère (de Fransman Pierre Lefèvre) de traditie verder zetten.
Fig.4 L’Autumno (P.van Asselt & P.Févère, Palazzo Medici-Ricardi).
In de Sala degli arazzi van het Palazzo Medici hangen de tapijten met de 4 seizoenen die Pietro van Asselt in 1643 samen met Pierre Févère naar kartons van Jacopo Vignali gemaakt heeft (zie fig.4). Zijn broer, Bernardino van Asselt, werd in 1673 hoofd van het groothertogelijk atelier in het Palazzo Vecchio en werkte vooral samen met cartoonist Agostino Melissi. Net zoals Jacopo en Pietro heeft hij een graf gekregen in San Marco.
De meeste immigranten uit de “Lage Landen” waren lid van een “Vlaamse” broederschap. Karcher, Rost en Van Asselt waren aangesloten bij de Confraternità di Santa Barbara die rond het midden van de 15de eeuw was opgericht (zie art. Een “Vlaamse” broederschap in Firenze).
In 1738 besloot de nieuwe groothertog van Toscane, Frans van Lorreinen, de manufactuur te sluiten; waarschijnlijk wilde hij zijn geld aan andere dingen besteden of wilde hij de link met de dynastie der Medici (die de Arazzeria gesticht hadden) definitief verbreken. De werkloze wevers verhuisden met hun hebben en houden naar Napels, waar koning Karel van Bourbon hen met open armen ontving en meteen een tapijtmanufactuur liet oprichten. Die werd stopgezet in 1799 tijdens de Franse bezetting.
(1) De Zaal der 200 is spijtig genoeg zeer weinig toegankelijk, maar wellicht gaan de tapijten een plaats krijgen in het nieuwe Museo degli Arazzi van het Palazzo Pitti, waar ook de andere collecties (uit het Palazzo Vecchio en de Uffizi) zullen ondergebracht worden. Het is de bedoeling dat de tapijten (ook uit de depositi) aan het publiek zullen getoond worden volgens een roterend systeem.
(2) Na het maken van een karton werd het getouw opgezet en dan volgde het inweven van de inslag. Als inslagdraden werden wol, zijde en goud-en zilverdraden gebruikt en er werden ook verfstoffen aan toegevoegd.
(3) Meestal wordt de kunstenaar die de tekening en/of het karton gemaakt heeft als auteur vermeld, maar in feite waren het toch de tapijtwevers die de grootste verdienste hadden bij het tot stand komen van het kunstwerk . Er wordt dikwijls ook nog een onderscheid gemaakt tussen de tekenaar van het ontwerp en de cartoonist die het karton voor de wevers maakte. Zo kon het gebeuren dat Stradano voor Pietro van Asselt een tekening maakte, die door Cinganelli, omdat hij vertrouwd was met het tapijt weven, werd omgezet in een voor de wevers direct bruikbaar karton.
JVL
Flemish tapestry weavers in Florence
Late medieval Florentine palazzi walls were not only decorated with frescoes, but also with colourful tapestries. They could easily be stored when renovating or moving. Especially gobelins from Flanders and Brabant were particularly in demand. The export of tapestries from our regions to the peninsula was therefore considerable, but as early as the 15th century, Flemish tapestry weavers (arrazzieri) had been attracted to come and settle in Italy and build a workshop there.
Livinio Gilii (Lieven Gillis from Bruges) worked mainly for the Estensi in Ferrara, but he also made some tapestries between 1455 and 1457 for the ringhiera (the platform) of the Palazzo Vecchio in Florence. These were made from cartons by Neri di Bicci and Vittorio Ghiberti, but have been lost. There is also nothing left from the tapestries made by a certain Giovanni di Giovanni from Brabant, who worked for the cathedral of Florence between 1476 and 1480.
In 1517, Nicolaas Karcher or Kerckx (Nicola Carcera) from Brussels was living with his brother Jan (Giovanni) in Ferrara and working for Duke Ercole II d'Este. When he returned from an intermediate trip to Brussels he was accompanied by 8 weavers, including his fellow townsman Jan Rost or van Roost (Giovanni Rost). In October 1545, Karcher and Rost had come to Florence at the invitation of Cosimo I to develop the Arazzeria Medicea (the new manufacture for the production of tapestries). The Florentines called the tapestries arazzi, after the name of the city of Arras in present-day French Flanders. Karcher was in charge of the studio in the Palazzo Vecchio and Rost was the supervisor of the studio of San Marco. Assistants from Flanders were called upon. In Florence, Jan Rost worked together with the Bruges arrazière Pieter de Witte (Candido) senior (the father of the artists Pietro and Elia Candido). Between 1546 and 1553, a total of no less than 120 tapestries were made in the workshops of Rost and Karcher.
In 1553, Karcher and Rost completed the splendid tapestries of the Sala dei Dugento (the Hall of the 200) in the Palazzo Vecchio after cartons by the Mannerists Bronzino, Pontormo and Salviati. The 20 tapestries depict the Life of Joseph and his brothers, but were divided between Rome (Palazzo del Quirinale) and Florence in 1882 and were reunited in September 2015 for a temporary exhibition (1).
One of the most famous examples of the Joseph cycle is Joseph flees from Potiphar's wife (see fig.1). The fine weaving techniques and the splendour of colour that the Flemish weavers were able to display in their tapestries is fully demonstrated here (2).
Karcher and Rost also created a number of spalliere for the Palazzo Vecchio, frieze-shaped tapestries with grotesques and allegorical figures, typical of the Mannerism of the time. The designs were mostly made by Francesco Ubertini (il Bachiacca).
For the Palazzo Pitti, Rost wove 3 portiere (carpets to close a doorway) based on cartons by Agnolo Bronzino: Spring or Flora, Justice liberates innocence and Abundance. The latter tapestry was a kind of test piece that he had made in 1545 for Duke Cosimo I (see fig.2).
The Uffizi collection includes the series of the Months (4 tapestries) that Karcher and Rost made between 1550 and 1553 from cardboards by il Bachiacca. Karcher provided for the months of March, April and May and Rost took care of the rest (see fig.3). In the Uffizi are also preserved an Ecce Homo, a Deposizione and a Risurrezione , woven by Karcher (1549-53) and designed by Francesco Salviati.
Rost and Karcher had signed contracts with Duke Cosimo in which it was stated, among other things, that they also had to take care of the training of tapestry weavers from Florence, the so-called creati fiorentini. The arazzerie of Giovanni Sconditi and Benedetto Squilli in the Via Cocomero and the Via dei Servi had become the leading studios in Florence after the departure of Karcher and the death of Rost, while the Bruges painter Giovanni Stradano (Jan van der Straet) had succeeded Agnolo Bronzino and Alessandro Allori as official cartoonist.
Nicholas Karcher left for Mantua in 1554 to work for Duke Guglielmo I Gonzaga where he became the head of a studio with 11 people. Jan Rost's studio in Florence was transformed into a state manufactory, the Arazzeria Medicea. Kärcher died in Mantua in 1562. Jan Rost continued to work in Florence until his death in 1564. There he was buried in the church of San Lorenzo. He was succeeded by his son Jan Rost junior and from 1621 to 1629 Jacques Ebert (Jacopo Egidio van Asselt), who mainly worked with cartoonist Michelangelo Cinganelli, was in charge of the studio (3). Jacopo’s sons, Pietro and Bernardino van Asselt, continued the work under the direction of Pietro Févère (Pierre Lefèvre from France).
The Sala degli arazzi of the Palazzo Medici is decorated with the 4 seasons that Pietro van Asselt (& Pietro Févère) made in 1643 after drawings by Jacopo Vignali (see fig.4). His brother, Bernardino van Asselt, became head of the Grand Ducal workshop in the Palazzo Vecchio in 1673 and formed a team with cartoonist Agostino Melissi. As were also Jacopo and Pietro, he was buried in San Marco.
Most immigrants from the "Low Countries" were members of a “Flemish” brotherhood. Karcher, Rost and Van Asselt were members of the Confraternità di Santa Barbara, which was founded around the middle of the 15th century (see art. A “Flemish” brotherhood in Florence).
In 1738, the new Grand Duke of Tuscany, Francis of Lorraine, decided to close the manufacture; he probably wanted to spend his money on other things or he wanted to break permanently with the dynasty of the Medici (the founders of the Arazzeria) The unemployed weavers moved with their belongings to Naples, where they were welcomed with open arms by King Charles of Bourbon in his newly established tapestry manufacture. It was closed down during the French occupation in 1799.
(1) Unfortunately, the Room of the 200 is very little accessible, but the tapestries will probably be given a place in the new Museo degli Arazzi of the Pitti Palace, where the other collections (Palazzo Vecchio and Uffizi) will also be housed. The intention is that the carpets (also from the depositi) will be shown to the public according to a rotating system.
(2) When the cardboard was ready, the loom was set up and followed by the weaving of the weft. Wool, silk and gold and silver threads were used as weft threads and dyes were also added.
(3) Usually the artist who made the drawing and/or the cardboard is mentioned as the author, but in fact it were the tapestry weavers who had the greatest merit in the creation of the work of art. A distinction is often made between the designer and the cartoonist who made the cardboard for the weavers. So it happened that Stradano made a drawing for Pietro van Asselt, which was converted by Cinganelli, because he was familiar with carpet weaving, into a cardboard that could be used directly by the weavers.
Literatuur:
Bogerd,N. Cosimo I de’ Medici and the Art of Flemish Tapestry.
(Univ. Utrecht, 2018).
Giusti, G. La Galleria degli Arazzi. Fragilità della Bellezza. Firenze, 2014.
McColeman, S. Vasari, the Medici and the Grotesques of the Palazzo Vecchio.
(Kingston Univ. Ontario, 2016).
Meoni, L. Gli arazzi nei musei fiorentini. Livorno, 1998.
Van Laerhoven, J. zie art. Had de leermeester van Michelangelo Vlaamse origines?
Van der Sman G e.a. Wisselend succes. De loopbanen van Nederlandse en Vlaamse kunstenaars in
Florence (1450-1600). Kunsthistorisch Jaarboek, 2013.