Het ontstaan van de Medici-tak der Popolani

Het ontstaan van de Medici-tak der Popolani

In 1494 was het binnen de Medici van de tak van Cafaggiolo, waarvan Averardo di Bicci de’ Medici de stamvader was, tot een breuk gekomen tussen de zogenaamde “oude” en de “nieuwe” tak. Naast de oude tak, met de afstammelingen van Cosimo il Vecchio, was er de nieuwe tak, met de afstammelingen van Lorenzo il Vecchio de jongere broer van Cosimo, die zich in 1494 de tak der Popolani gingen noemen. Zij hadden die naam gekozen omdat zij zich als de “echte, volksgezinde en republikeinse”  Medici wilden profileren toen Piero de’ Medici lo Sfortunato, de oudste zoon en opvolger van Lorenzo il Magnifico die behoorde tot de oude “tirannieke tak”, na zijn politiek geflater in ongenade was gevallen.

Giovanni di Bicci de’ Medici, de traditionele stichter van de bank, had zich nochtans reeds in het begin van het Quattrocento op de politieke scène als een volksgezinde popolano geprofileerd in tegenstelling tot de oligarchische ottimati (zoals de Albizzi), maar Lorenzo en Giovanni di Pierfrancesco waren van oordeel dat Giovanni di Bicci’s afstammelingen (en zeker Lorenzo il Magnifico) geen recht meer hadden om zich zo te laten noemen. Achtereenvolgens waren Cosimo il Vecchio, Piero il Gottoso en Lorenzo il Magnifico zich immers meer en meer als alleenheersers gaan gedragen die de republikeinse instellingen slechts pro forma hadden behouden. Bovendien vonden Pierfrancesco’s zonen dat hun tak schromelijk gepasseerd was geworden.

Toen in 1469 aan Lorenzo en Giuliano (de zonen van Piero il Gottoso en kleinzonen van Cosimo il Vecchio) de politieke macht in Firenze werd aangeboden, evenals de leiding over de bank, had die eigenlijk moeten doorgegeven worden aan hun oom Pierfrancesco il Vecchio (de zoon van Cosimo’s broer Lorenzo il Vecchio), zijnde het oudste lid van de Medici-familie (1). 
Pierfrancesco’s zonen Lorenzo en Giovanni volgden hun vader na zijn dood (op 19 juli 1476) op als partners in de Medici-bank, maar zolang ze minderjarig waren werd hun deel beheerd door Lorenzo di Piero il Magnifico. Die zat echter tijdens de laatste jaren van zijn bewind constant in geldnood en nadat hij al verscheidene keren stadsgelden voor eigen gebruik had aangewend, had hij na het overlijden van Pierfrancesco de’ Medici ook de 53.643 florijnen  aangesproken, die hij moest beheren voor zijn neven Lorenzo en Giovanni. Wanneer hij hen in 1485 niet kon betalen, had Lorenzo di Pierfrancesco (die toen meerderjarig was geworden) de zaak voor de rechtbank gebracht en had il Magnifico de broers de villa van Cafaggiolo en bijbehorende gronden moeten overmaken.
De zonen van Pierfrancesco eisten echter meer: zij meenden recht te hebben op de 130.557 fl. van hun kapitaalsaandeel in de bank met rente en vroegen de terugbetaling van een lening van 8.166 fl., die hun vader aan Lorenzo en Giuliano di Piero had toegestaan op de dag na Piero’s begrafenis in 1469. Bovendien hadden zij, door het gebrek aan cash en de geforceerde leningen aan il Magnifico, heel wat inkomsten aan hun neus zien voorbij gaan. Het was dan ook geen wonder dat de betrekkingen tussen de 2 Medici-takken aanzienlijk verslechterden en escaleerden tot een echte vijandschap. 

Lorenzo il Magnifico had nog aan een huwelijk van zijn dochter Luigia met Giovanni di Pierfrancesco gedacht om de zaken op een (voor hem) gunstige manier op te lossen, maar zelfs indien het meisje niet vroegtijdig was komen te overlijden (zij werd amper 11), zou Giovanni zeer waarschijnlijk niet in die val getrapt zijn.
De vijandigheid werd alleen maar groter toen Piero, de oudste zoon van il Magnifico, in april 1492, tot groot ongenoegen van de zonen van Pierfrancesco de leiding van de familie, de staat en de bank in handen kreeg. Voor de 2de keer werd hun tak gepasseerd.
De Popolani-broers hadden goeie relaties met de Franse koning en wellicht was Piero jaloers op Giovanni di Pierfrancesco omdat die tot Maestro di Casa del Re di Francia benoemd was. Lorenzo was ondertussen op initiatief van Piero, wegens zijn kritische houding, van de lijsten met verkiesbare mannen voor de Raad  van 100 geschrapt. Ook de ruzie tussen Giovanni en Piero in april 1494 bevorderde allerminst de situatie. Tijdens een dansfeest, toen beide jongemannen met hetzelfde meisje wilden dansen, was de woordenwisseling tussen de 2 ontaard in een handgemeen, waarbij er klappen vielen. 

De plannen van Karel VIII van Frankrijk om de kroon van Napels te gaan opeisen en daarbij door Toscane te gaan marcheren bezorgden Piero de’ Medici ernstige diplomatieke en militaire problemen. Op verdenking van geheime contacten met de Franse koning Karel VIII en de hertog van Milaan Ludovico Sforza liet Piero de broers Giovanni en Lorenzo op 26 april arresteren. Zij bekenden direct (en zonder tortuur) dat zij “spioneerden” voor Karel VIII en ieder daarvoor zelfs 2.000 dukaten van de koning gekregen hadden. De broers werden ter dood veroordeeld, maar om de Franse vorst ter wille te zijn liet Piero hun straf op 29 april omzetten in een verbanning (2). Die verbanning voor de Popolani-broers viel uiteindelijk nogal mee want op 14 mei kregen Lorenzo en Giovanni di Pierfrancesco huisarrest in hun villa van Cafaggiolo.

Na de verjaging van Piero lo Sfortunato en zijn broers Giovanni (de latere paus Leo X) en Giuliano (de latere hertog van Nemours) in november 1494 lieten Lorenzo en Giovanni di Pierfrancesco zich nu openlijk de Popolani of de volksgezinden noemen om zich te distantiëren van de andere tak (3).   Naar het schijnt hadden de traditionele families, die terug op het voorplan getreden waren, Lorenzo il Popolano het staatsbestuur aangeboden, maar dat had hij geweigerd omdat hij niet de ambitie van zijn pas verjaagde familieleden deelde. Hij was echter  wel bereid om als  lid van de accoppiatori (de verzamelaars van de namen van verkiesbare mannen) deel te nemen aan het stadsbestuur en hij zetelde ook in een aantal pratiche (speciale commissies) en in de Monte (de bank van openbare schuld).

Fig.1 Adorazione dei Magi (Filippino Lippi,Uffizi)

Na hun rehabilitatie hadden de Popolani in 1496 aan Filippino Lippi de opdracht gegeven om een “Aanbidding van de Wijzen” te schilderen. Algemeen gaat men er vanuit dat Giovanni en Lorenzo (allebei met rode mantel) in het gezelschap zijn van hun knielende vader Pierfrancesco (met de gele mantel onderaan links). Dit schilderij was dan een duidelijk politiek en artistiek antwoord op de “Adorazione” van Botticelli uit 1475 waar Cosimo il Vecchio en zijn zonen op afgebeeld staan en een verwijzing naar de machtswissel (zie fig.1).
Botticelli zou de beide broers, die zijn grote sponsors geworden waren, ook nog op andere schilderijen afgebeeld hebben (zie de verschillende artikels over Botticelli).

Toen de boeteprediker Girolamo Savonarola het bestuur van Firenze in handen kreeg hebben de Popolani-broers zich vooral als ambassadeurs van de republiek verdienstelijk gemaakt. Op 5 maart 1495 was Lorenzo di Pierfrancesco, samen met Guidantonio Vespucci, Bernardo Rucellai en Paolantonio Soderini naar Napels gezonden om er Karel VIII de Florentijnse gelukwensen over te maken bij de verovering van de stad. Het was tevens de bedoeling om de teruggave van Pisa en enkele stadjes van de Lunigiana (die verloren gegaan waren tijdens de Franse campagne) te verkrijgen. De Franse koning was bereid op hun vraag in te gaan, maar de Pisanen kwamen in opstand tegen Firenze en begonnen een onafhankelijkheidsoorlog die tot in 1509 zou blijven duren.
In mei 1498 had Lorenzo de nieuwe Franse koning Lodewijk XII in Lyon ontmoet. 

Tijdens de laatste jaren van het bewind van Savonarola hadden er zich in Firenze partijen gevormd, die voor of tegen de frate en voor of tegen een terugkeer van de Medici waren (zie art. over de piagnoni). Lorenzo en Giovanni hadden zich aangesloten bij de arrabbiati, die tegen de dictatuur van Savonarola, maar ook tegen een terugkeer van de verjaagde Medici gekant waren (4).

Giovanni il Popolano was in 1496 naar Caterina Sforza, de heerseres van Forli en Imola, gestuurd als militair en politiek vertegenwoordiger van Firenze in verband met de invasie van de Fransen in Italië. De jonge Giovanni, die bezweken was voor de charmes van de “Tijgerin van Forli”, wist de onderhandelingen tot een goed einde te brengen en af te ronden met een huwelijk (zie art. Caterina Sforza de tijgerin van Forli). Hun enige zoon, Ludovico, later Giovanni genoemd, die geboren werd in 1498 en een stormachtige militaire carrière tegemoet ging, kreeg achteraf de bijnaam dalle Bande Nere (van de “Zwarte Benden”).

Lorenzo il Popolano, die reeds in 1482 getrouwd was met Semiramide d’ Appiano en zelf ook een gezin had, wilde zich, toen zijn broer Giovanni in september 1498 vroegtijdig kwam te overlijden (ten gevolge van een ziekte?), ook gaan bezig houden met de opvoeding en vooral ook met de erfenis van de 6 maanden oude Giovanni.
Caterina zag dat echter niet graag gebeuren, maar zij had weinig keuze want zij was ondertussen gevangen gezet door Cesare Borgia en Lorenzo had de voogdij over de kleine Giovanni gekregen.  Na haar vrijlating zag Caterina zich zelfs verplicht haar zoontje te ontvoeren en een tijdlang te verbergen in het Palazzo Annalena van Firenze. Pas in 1503 kwam er met de (natuurlijke?) dood van haar schoonbroer een einde aan het getouwtrek.
Giovanni delle Bande Nere groeide uit tot een befaamd condottiere en toen hij in het huwelijk trad in 1516 met Maria Salviati (de dochter van Jacopo Salviati en Lucrezia de’ Medici, een dochter van il Magnifico) werden de 2 takken van de Medici-familie opnieuw verenigd.

Inmiddels waren in 1512 Giovanni en Giuliano de’ Medici (de zonen van il Magnifico) in Firenze teruggekeerd en had de “oude” tak  het heft opnieuw in handen genomen. Kardinaal Giovanni (de latere paus Leo X) had de krijgskundige kwaliteiten van Giovanni dalle Bande Nere uitvoerig geprezen en Niccolò Machiavelli noemde hem de “redder van Italië”. Maar helaas voor de paus en Firenze overleed Giovanni reeds in 1526 tijdens een militaire campagne.

Pierfrancesco de Jongere (1487-1525), de zoon van Lorenzo il Popolano, had helemaal geen politieke ambities en leefde van de opbrengsten van zijn eigendommen in de villa van Cafaggiolo. Hij was in 1511 getrouwd met Maria di Tommaso Soderini en had 4 kinderen waarvan de oudste, Lorenzino (of Lorenzaccio), zich in 1536 in de Florentijnse historie wist te werken. Hij had immers Alessandro de’ Medici vermoord, de zoon van kardinaal Giulio de’ Medici en de laatste mannelijke telg van de oude tak die door keizer Karel V tot hertog van Firenze benoemd was geworden.
Of de oorzaak van zijn daad nog iets te maken had met de oude vete tussen de takken is niet geweten, (zie art. Het wanbeleid en wangedrag van Alessandro de’ Medici), maar het was duidelijk dat hij met die moord zijn eventuele kansen (als oudste lid van de Medici) in verband met de opvolging verkwanseld had. Uiteindelijk was het zijn neef Cosimo (de zoon van Bande Nere) die in 1537 het leiderschap in Firenze naar zich toe kon trekken. Hertog Cosimo I beschouwde zich als de rechtmatige opvolger van de Medici (van de oude en de nieuwe tak) en legde de basis voor het bewind van de volgende 200 jaar.



(1)  Pierfrancesco il Vecchio (1430-1476) was getrouwd met Laudomia Acciaiuoli en zijn 2 zonen, Lorenzo (1463-1503) en Giovanni (1467-98), waren dus de volle neven van Lorenzo en Giuliano di Piero. (
(2) Ook Francesco Gherardi, één van de weinige leden van de aristocratische families die het nog goed meende met Piero, had al zijn invloed aangewend om hem te overtuigen de doodstraf om te zetten in een verbanning. Hij argumenteerde dat de Florentijnen zouden geschokt zijn door een terechtstelling en dat het onverstandig was om “eigen bloed te doen vloeien”.
(3)  Het waren enkel de zonen van Lorenzo il Magnifico die verbannen werden want in de periode van 1498 tot 1503 zetelden er nog steeds leden uit de andere takken van de Medici-familie in de Tre Maggiori. (zie art. Niet-verbannen Medici-magistraten in de 2de Florentijnse Republiek 1494-1512).
(
4)  De terechtstelling van Savonarola in mei 1498 en de plotse dood van Piero lo Sfortunato in december 1503, maakten de weg vrij voor het republikeins bewind van Piero Soderini.



 Stamboom van de Medici van Cafaggiolo (oude en nieuwe tak)

Giovanni di Bicci de’ Medici
_______|______________
| |
Cosimo il Vecchio                    Lorenzo il Vecchio
________|____                         _____|__________
|                       |                         |                             |
Piero            Giovanni             Pierfrancesco      Francesco
Il Gottoso                                    il Vecchio
__|____________                   _|______________   
|                           |                  |                            |
Lorenzo            Giuliano            Lorenzo                Giovanni
il Magnifico      (+1478)           il Popolano            il Popolano
(1449-92)                                  (1463-1503)           (1467-98)
_|_____________                   x Semiramide           x Caterina
|                         |                        d’Appiano                 Sforza
Piero                   Luisa              |                           |                    
lo Sfortunato      (+1488)          Pierfrancesco         Giovanni dalle
(1472-1503)                                 il Giovane             Bande Nere                        
 |                         (1498-1526)
Lorenzino (1514-48)      |
Cosimo (1519-74)

JVL



The origin of the Medici branch of the Popolani.

In 1494 it had come to a split within the Medici family from Cafaggiolo, of which Averardo di Bicci de' Medici was the progenitor, between the "old" and the "new" branch. Apart from the old branch, with the descendants of Cosimo il Vecchio, there was the new branch, with the descendants of Lorenzo il Vecchio, the younger brother of Cosimo. In 1494 they started to call themselves Popolani. By chosing that name they wanted to present themselves as the "real, popular and republican" Medici when Piero de' Medici lo Sfortunato, the eldest son and successor of Lorenzo il Magnifico who belonged to the so-called old and "tyrannical branch", had fallen from grace.

Giovanni di Bicci de' Medici, the traditional founder of the bank, had already presented himself on the political scene at the beginning of the Quattrocento as a member of the popular party (the popolani) opposed to the oligarchic ottimati (such as the Albizzi). But according to Lorenzo and Giovanni di Pierfrancesco Giovanni di Bicci's descendants (and certainly Lorenzo il Magnifico) could no longer be considered as popolani. After all, Cosimo il Vecchio, Piero il Gottoso and Lorenzo il Magnifico had successively started to behave more and more like autocrats who had retained the republican institutions only pro forma. Moreover, Pierfrancesco's sons felt that their branch had been grossly ignored.

When in 1469 Lorenzo and Giuliano (the sons of Piero il Gottoso and the grandsons of Cosimo il Vecchio) were given the political power in Florence, as well as the leadership of the bank, that should have been passed on to their uncle Pierfrancesco il Vecchio (the son of Cosimo's brother Lorenzo il Vecchio), being the eldest member of the Medici family at that time (1). 

Lorenzo and Giovanni succeeded their father as partners in the Medici bank,  but when Pierfrancesco died in July 1476, they were still minors and their share was managed by Lorenzo di Piero il Magnifico. During the last years of his reign il Magnifico was constantly in need of money and after he had already benefited several times from city funds for his own use, he had also used the 53,643 florins which he had to manage for his nephews Lorenzo and Giovanni. When he could not pay them in 1485, Lorenzo di Pierfrancesco (who had come of age by then) decided to take the case to court and il Magnifico had to transfer the Villa of Cafaggiolo's and its lands to the brothers.
However, Pierfrancesco's sons demanded more: they believed they were entitled to the 130,557 fl. of their capital share in the bank with interest and asked for the repayment of a loan of 8,166 fl., which their father had granted to Lorenzo and Giuliano di Piero on the day after Piero's funeral in 1469. Moreover, due to the lack of cash and the forced loans to il Magnifico, they had seen a lot of income pass them by. It was no wonder,  that the relations between the 2 Medici branches deteriorated significantly and escalated into a real enmity. 

Lorenzo il Magnifico had thought of marrying his daughter Luigia to Giovanni di Pierfrancesco in order to resolve matters in a way that was favourable to him, but even if the girl had not died prematurely (she was only 11), Giovanni would most likely not have fallen into that trap.
The hostility only increased when Piero, il Magnifico's eldest son, took over the leadership of the family, the state and the bank in April 1492, much to the dismay of Pierfrancesco's sons. For the 2nd time, their branch was passed.

The Popolani brothers had good relations with the French king and Piero may have been jealous of Giovanni di Pierfrancesco because he had been appointed Maestro di Casa del Re di Francia. Meanwhile, because of his critical attitude, Lorenzo had been removed, on Piero’s instructions, from the lists of men eligible for the Council of 100. The situation escalated with the row between Giovanni and Piero in April 1494. During a dance party, when both young men wanted to dance with the same girl, the quarrel between the 2 had degenerated into a scuffle, in which blows were thrown. 

The plans of Charles VIII of France to claim the crown of Naples and march through Tuscany caused Piero de' Medici serious diplomatic and military problems. On suspicion of secret contacts with the French King Charles VIII and the Duke of Milan Ludovico Sforza, Piero had the brothers Giovanni and Lorenzo arrested on April 26. They confessed immediately (and without torture) that they had "spied" for Charles VIII and had each received 2,000 ducats from the king for this. The brothers were sentenced to death, but in order to please the French monarch, Piero had their sentence commuted to banishment on April 29 (2). The exile for the Popolani brothers was not so bad in the end, because on May 14, Lorenzo and Giovanni di Pierfrancesco were placed under house arrest in their villa in Cafaggiolo.

After the expulsion of Piero lo Sfortunato and his brothers Giovanni (later Pope Leo X) and Giuliano (later Duke of Nemours) in November 1494, Lorenzo and Giovanni di Pierfrancesco now openly wanted to be called the Popolani in order to distance themselves from the other branch (3).   It seems that the traditional families, who had returned to the forefront, had offered Lorenzo il Popolano the government of the state, but he had refused because he did not share the ambition of his expelled relatives. However, he was willing to participate in the city council as a member of the accoppiatori (the collectors of the names of eligible men) and he also sat on a number of pratiche (special committees) and in the Monte (the bank of public debt).

Being rehabilitated, the Popolani had commissioned Filippino Lippi in 1496 to paint an “Adoration of the Magi” (see fig.1). It is generally assumed that Giovanni and Lorenzo (both with a red cloak) are in the company of their kneeling father Pierfrancesco (with the yellow cloak at the bottom left). This painting was then a clear political and artistic response to the “Adoration of the Magi” by Botticelli from 1475 depicting Cosimo il Vecchio and his sons and a reference to the change of power (see fig.1). Botticelli is said to have depicted the two brothers, who had become his great sponsors, in other paintings as well (see the various articles on Botticelli).

When Girolamo Savonarola became head of the republic, the Popolani brothers made themselves mainly useful as ambassadors. On March 5, 1495, Lorenzo di Pierfrancesco, together with Guidantonio Vespucci, Bernardo Rucellai and Paolantonio Soderini, was sent to Naples to congratulate Charles VIII the Florentine on the conquest of the city. It was also intended to obtain the restitution of Pisa and some towns of the Lunigiana (which had been lost during the French campaign). The French king was willing to accede to their request, but the Pisans revolted against Florence and started a war of independence that would last until 1509. In May 1498 Lorenzo had met the new French king Louis XII in Lyon.

During the last years of Savonarola's reign, parties had arisen in Florence which were for or against the frate and for or against the return of the Medici (see art. on the piagnoni). Lorenzo and Giovanni had joined the arrabbiati, who were opposed to the dictatorship of Savonarola, but also to the return of the expelled Medici (4).

Giovanni il Popolano had been sent in 1496 to Caterina Sforza, the ruler of Forli and Imola, as a military and political representative of Florence in connection with the invasion of Italy by the French. The young Giovanni, who had succumbed to the charms of the "Tigress of Forli", managed to bring the negotiations to a successful conclusion and to conclude them with a marriage (see art. Caterina Sforza the tigress of Forli). Their only son, Ludovico, later called Giovanni, who was born in 1498 and had a stormy military career, was later nicknamed “dalle Bande Nere” (from the "Black Bands").

Lorenzo il Popolano, who had already married Semiramide d'Appiano in 1482 and had a family of his own, offered his assistance when his brother Giovanni died prematurely (as a result of an illness?)  in September 1498. He started to occupy himself with the upbringing of young Giovanni but took special interest in his inheritance. Caterina did not like to see that happen, but she had no choice because she had been imprisoned by Cesare Borgia and Lorenzo had been given custody of little Giovanni.  After her release, Caterina was even forced to kidnap her son and hide him for a while in the Palazzo Annalena in Florence. It was not until 1503 that the tug-of-war came to an end with the (natural?) death of her brother-in-law.
Giovanni delle Bande Nere became a famous condottiere and when he married Maria Salviati (the daughter of Jacopo Salviati and Lucrezia de' Medici, a daughter of il Magnifico) in 1516, the 2 branches of the Cafaggiolo Medici family were reunited.

Meanwhile, in 1512, Giovanni and Giuliano de' Medici (the sons of il Magnifico) had returned to Florence and the "old" branch had taken control again. Cardinal Giovanni (later Pope Leo X) had extensively praised the military qualities of Giovanni dalle Bande Nere and Niccolò Machiavelli even called him the "saviour of Italy". But unfortunately for the pope and Florence, Giovanni died in 1526 during a military campaign.

Pierfrancesco the Younger (1487-1525), the son of Lorenzo il Popolano, did not share the political ambitions of his father and lived off the proceeds of his properties in Cafaggiolo. He was married in 1511 to Maria di Tommaso Soderini and of his 4 children, the eldest, Lorenzino (or Lorenzaccio), became “famous” in 1536. He was the murderer of Alessandro de' Medici, the son of Cardinal Giulio de' Medici and the last male member of the old branch who had been appointed Duke of Florence by Emperor Charles V.  Whether the cause of his act had anything to do with the old feud between the branches is not known (see art. The mismanagement and misconduct of Alessandro de' Medici), but it was clear that with this murder he had squandered any chances (being the oldest member of the Medici) for succession. In the end, it was his nephew Cosimo (the son of Bande Nere) who was able to take over the leadership of Florence in 1537. Duke Cosimo I considered himself the rightful successor to the Medici (of the old and the new branch) and laid the foundation for the reign of the next 200 years.

(1)     Pierfrancesco il Vecchio (1430-1476) was married to Laudomia Acciaiuoli and his 2 sons, Lorenzo (1463-1503) and Giovanni (1467-98), were therefore first cousins of Lorenzo and Giuliano di Piero.
(2)     Francesco Gherardi, one of the few members of the aristocratic families who still meant well with Piero, had also used all his influence to convince Piero to commute the death penalty to banishment. He argued that the Florentines would be shocked by an execution and that it was unwise to "let one's own blood flow".
(3)     Only the sons of Lorenzo il Magnifico were exiled, because in the period from 1498 to 1503 there were still members of the other branches of the Medici family in the Tre Maggiori. (see art. Non-exiled Medici magistrates in the 2nd Florentine Republic 1494-1512).
(4)     The execution of Savonarola in May 1498 and the sudden death of Piero lo Sfortunato in December 1503 paved the way for the republican rule of Piero Soderini.



Literatuur:
Benner, E.                    Esser Volper, Vita di Niccolò Machiavelli, hfdst 7.  Firenze, 2017.
Brown, A.                    The Medici in Florence.  Firenze, 1992.
Dorini, U.                    I Medici e i loro tempi. Firenze, 1989.
Meli, P.                         Lorenzo de’ Medici. In Dizionario, vol. 73 (2009).
Pieraccini, G.               La Stirpe de’ Medici di Cafaggiolo, vol.1.  Firenze, 1986.
Van Laerhoven, J.        Lorenzo en Giuliano, de magnifieke Medici-broers.  Kermt, 2019.       
                                    zie art. Caterina Sforza, de tijgerin van Forli.
                                    zie art. Het wanbeleid en het wangedrag van Alessandro de’ Medici.
                                    zie art. Wie is de jonge man met de medaille van Cosimo?
Vogt-Lüerssen, M.       Lorenzo "il Popolano" de' Medici (1463-1503) – kleio.org
                                   Sandro Botticelli – kleio.org