Giambologna en zijn Cappella della Madonna del Soccorso

Giambologna en zijn Cappella della Madonna del Soccorso

Fig.1 Giambologna (Hendrik Goltzius, 1591, Museum Teylers, Haarlem)

Jean de Boulogne, beter bekend als Giambologna, zag het levenslicht in 1529 in Douai (Dowaai) en hij is één van die vele kunstenaars uit het noorden die uitgeweken zijn naar Italië om er artistieke voldoening te vinden. Hij is in 1552 in Firenze terecht gekomen waar hij in 1608 gestorven en begraven is (1). Zijn  vader was naar het schijnt een middelmatige beeldhouwer (waarvan geen werk bekend is), die van zijn zoon eigenlijk een notaris wilde maken, maar die hem dan toch (toen bleek dat hij kunstenaar wilde worden) in de juiste richting gestuurd heeft (zie fig.1).
Giambologna heeft zijn opleiding gedeeltelijk gekregen in Antwerpen en is daarna in de leer geweest in Mons bij Jacques Dubroeucq, die in Italië was geweest en het werk van de Italiaanse meesters kende. Tussen 1545 en 1549 heeft de jonge Giambologna in Bergen samen met Dubroeucq gewerkt aan het doksaal van de St-Waltrudiskerk. In 1550 vertrok Giambologna dan zelf naar Rome, waar hij Michelangelo ontmoet heeft en waar hij ook kennis gemaakt heeft met de beeldhouwer Willem van Tetrode (Guglielmo Fiammingo) uit Delft (2), die in Firenze gewerkt had met Benvenuto Cellini.
Op zijn terugreis in 1552 is Giambologna niet verder dan Firenze geraakt waar hij opgevangen werd door de rijke patriciër en kunstkenner Bernardo Vecchietti, die hem bij de Medici kon introduceren. Hij is tot aan zijn dood in de stad aan de Arno gebleven.

Fig.2  Ratto della Sabina (Giambologna, 1582, Loggia dei Lanzi, Firenze)

Giambologna had een enorme bewondering voor Michelangelo en heeft de serpentinata-techniek (met de opwaartse draaiende slangenbeweging) tot in de perfectie voortgezet. (zie fig.2). Als maniërist is hij voor vele kunstenaars van de volgende generaties een lichtend voorbeeld geweest. en in het rijtje van de grote beeldhouwers en bronsgieters verdient Giambologna, niet alleen chronologisch maar zeker ook op technisch vlak, zijn plaats tussen Michelangelo en Bernini.
Tot zijn bekendste werken behoren o.a. de Sint-Lucas (van de Orsanmichele), Hercules & de Centaur en de Sabijnse Maagdenroof (in de Loggia dei Lanzi), het Ruiterstandbeeld van Cosomo I en de Fontein van Neptunus (op de Piazza della Signoria), de Mercurius (uit het Bargello) en de inrichting van de Cappella della Madonna del Soccorso in de Santissima Annunziata, de kerk van de Servietenorde.

Fig.3 Cappella della Madonna del Soccorso (SS.Annunziata, Firenze).

Uit een document dat dateert van 4 december 1594 blijkt dat de Servieten aan “Joannes Bononia, Belgius sculptor famosissimus” het patronaat van de kapel van de “Vergine del Soccorso (de “Maagd van de Bijstand”) gaven en hem ook de toestemming verleenden om er voor zichzelf een graf te ontwerpen. Het was Giambologna’s bedoeling om er een grafkapel voor alle Vlamingen van Firenze van te maken, maar uiteindelijk is dat plan niet doorgegaan. In dezelfde kerk was er ook reeds de kapel van de” Confraternità di Santa Barbara” (zie art. Een Vlaamse broederschap in Firenze) (3).
Vóór de sarcofaag (met de stoffelijke resten van Giambologna en zijn leerling Pietro Tacca) staat de remake van een altaar uit 1749 met de 14de-eeuwse “Madonna del Soccorso” van Bernardo Daddi. De sarcofaag (met engelen) staat in het midden van de achterwand onder een altaarstuk van Jacopo Ligozzi met een Piétà. Naast het schilderij staan de marmeren beelden van het Actieve en het Contemplatieve Leven, gemaakt door Pietro Francavilla (Pierre Franqueville uit Kamerrijk). Die had aanvankelijk ook de intentie om in deze kapel begraven te worden, maar in 1601 is hij op verzoek van de Franse koning Henri IV naar Parijs vertrokken, waar hij 15 jaar later gestorven is.
Boven het altaar van de kapel hangt een bronzen crucifix die door Giambologna ook zelf vervaardigd is. Na zijn overlijden op 13 augustus 1608 werd hij in “zijn” kapel bijgezet (zie fig.3).

Giambologna werkte voor de Medici-groothertogen Cosimo I, Francesco I en Ferdinando I en kreeg reeds van in 1562 een toelage. Zijn bottega (atelier) was gevestigd op een binnenplaats van het Palazzo Vecchio in Firenze. Hij kon er met succes wedijveren met andere grote Florentijnse beeldhouwers uit die tijd zoals Benvenuto Cellini, Baccio Bandinelli en Bartolommeo Ammanati.

Als “primo scultore” van de groothertog had hij in de jaren 70 van het Cinquecento zijn intrek mogen nemen in het Palazzo Bellini delle Stelle (in de Borgo Pinti nr.26) waar zijn wapenschild er nog op de façade prijkt naast het borstbeeld van groothertog Ferdinando I.  In datzelfde palazzo waar hij ook is overleden op 79-jarige leeftijd heeft Pietra Tacca, zijn leerling en artistiek erfgenaam, dan zijn intrek genomen (4).
De Vlaming Giambologna was één van de meest talentvolle kunstenaars van zijn tijd en heeft een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van de Italiaanse beeldhouwkunst van het Cinquecento. 

JVL

(1)     In Italië werd Jean de Boulogne (zijn  achternaam had te maken met de herkomst van zijn familie uit Boulogne-sur-Mer) dan Gianni da Bologna of Giambologna. Soms wordt nogal eens verkeerdelijk vermeld dat hij afkomstig was uit de Italiaanse stad Bologna, maar dat heeft alles te maken met het feit dat hij hier tussen 1563 en 1567 de Neptunus-fontein op de Piazza Maggiore gemaakt heeft.
Douai of Dowaai lag toen in Vlaanderen en Giambologna was dus voor de Florentijnen een Fiammingo. Hij heeft zich ook verscheidene malen geïdentificeerd als Belgicus of komende uit Belgica.
(2)     Willem van Tetrode werd door de Florentijnen Guglielmo Fiammingo genoemd terwijl hij nochtans afkomstig was uit Delft.
(3)     Wanneer men links van het altaar rond de Rotonda naar de kooromgang gaat, is de Cappella della Madonna del Soccorso de middelste kapel tegen de achterwand. Giambologna was waarschijnlijk geen lid van de Broederschap van Sint-Barbara, zijn naam is althans niet in de lijsten teruggevonden. Hij stond vrij snel onder bescherming van de groothertog en had blijkbaar geen nood aan de steun van de broederschap.
(4)      Giambologna liet geen vrouw of kinderen achter. Hij zou ooit getrouwd geweest zijn met een zekere Ricca da Bologna (volgens biograaf Filippo Baldinucci) maar zeer snel weduwnaar geworden zijn.

 

 Giambologna and his Cappella della Madonna del Soccorso

Jean de Boulogne, better known as Giambologna, was born in 1529 in Douai (Douai) and he is one of the many immigrating artists from the north, seeking gratification in Italy. In 1552 he ended up in Florence where he died and was buried in 1608 (1). His father was apparently a mediocre sculptor (of whom no work is known), who actually wanted to turn his son into a notary, but who nevertheless (when it turned out that he wanted to become an artist) steered him in the right direction (see fig.1).

Giambologna received part of his training in Antwerp and then studied in Mons with Jacques Dubroeucq, who had been to Italy and was familiar with the work of the Italian masters. Between 1545 and 1549, the young Giambologna worked in Mons together with Dubroeucq on the rood screen of the church of St. Waltrude. In 1550 Giambologna left himself for Rome, where he met Michelangelo and where he also became acquainted with the sculptor Willem van Tetrode (Guglielmo Fiammingo) from Delft (2), who had worked in Florence with Benvenuto Cellini.
On his return journey in 1552, Giambologna did not get any further than Florence, where he was received by the wealthy patrician and art connoisseur Bernardo Vecchietti, who was able to introduce him to the Medici. He remained in the city on the Arno until his death.

Giambologna had a huge admiration for Michelangelo and continued the serpentinata technique (with the upward spinning snake movement) to perfection. (see fig.2).
As a Mannerist he was a shining example for many artists of the following generations. and in the list of great sculptors and bronze casters, Giambologna earns his place, not only chronologically but also technically, among Michelangelo and Bernini.
His most famous works in Florence are Saint Luke (of the Orsanmichele), Hercules & the Centaur and the Rape of the Sabine Virgins (in the Loggia dei Lanzi), the Equestrian Statue of Cosomo I and the Fountain of Neptune (in the Piazza della Signoria), the Mercury (from the Bargello) and the decoration of the Cappella della Madonna del Soccorso in the Santissima Annunziata, the church of the Servite order.

A document dated 4 December 1594 shows that the Servites gave to "Joannes Bononia, Belgius sculptor famosissimus" the patronage of the chapel of the "Vergine del Soccorso" (the "Virgin of Assistance") and also granted him permission to design a tomb for himself. It was Giambologna's intention to turn it into a burial chapel for all the Flemish of Florence, but in the end that plan did not go through. In the same church there was already the chapel of the "Confraternità di Santa Barbara" (see art. A Flemish brotherhood in Florence) (3). 
In front of the sarcophagus (with the remains of Giambologna and his pupil Pietro Tacca) is the remake of an altar from 1749 with the 14th-century "Madonna del Soccorso" by Bernardo Daddi. The sarcophagus (with angels) stands in the middle of the back wall under an altarpiece by Jacopo Ligozzi with a Piétà. Next to the painting are the marble statues of the Active and Contemplative Life, made by Pietro Francavilla (Pierre Franqueville from Cambrai) Initially, Pietro also intended to be buried in this chapel, but in 1601 he left for Paris at the request of the French king Henri IV, where he died 15 years later.
Above the altar of the chapel hangs a bronze crucifix that was also made by Giambologna himself. After his death on 13 August 1608 he was buried in "his" chapel (see fig.3).

Giambologna worked for the Medici Grand Dukes Cosimo I, Francesco I and Ferdinando I and received an allowance as early as 1562. His bottega (studio) was located in a courtyard of the Palazzo Vecchio in Florence. He was able to compete successfully with other great Florentine sculptors of the time such as Benvenuto Cellini, Baccio Bandinelli and Bartolommeo Ammanati.
As the "primo scultore" of the Grand Duke, he had been allowed to take up residence in the Palazzo Bellini delle Stelle (in the Borgo Pinti no. 26) in the 70s of the Cinquecento, where his coat of arms still adorns the façade next to the bust of Grand Duke Ferdinando I.  In the same palazzo where he died at the age of 79 , Pietra Tacca, his pupil and artistic heir, then took up residence (4).
Giambologna was one of the most talented artists of his time and had an enormous influence on the development of Italian sculpture in the Cinquecento. 

JVL

(1)     In Italy, Jean de Boulogne (his surname had to do with the origin of his family from Boulogne-sur-Mer) then became Gianni da Bologna or Giambologna. Sometimes it is incorrectly stated that he came from the Italian city of Bologna, but that has everything to do with the fact that he made the Neptune fountain here on the Piazza Maggiore between 1563 and 1567.
Douai or Douai was then in Flanders and Giambologna was therefore a Fiammingo for the Florentines. He has also identified himself several times as Belgicus or coming from Belgica.
(2)     William of Tetrode was called Guglielmo Fiammingo by the Florentines, even though he came from Delft.
(3)     Going left of the altar around the Rotonda to the ambulatory, the Cappella della Madonna del Soccorso is the central chapel against the back wall. Giambologna was probably not a member of the Brotherhood of Saint Barbara, at least his name has not been found in the lists. He was soon under the protection of the Grand Duke and apparently did not need the support of the brotherhood.
4)      Giambologna left no wife or children. He is said to have once been married to a certain Ricca da Bologna (according to biographer Filippo Baldinucci) but very quickly became a widower.







Literatuur:
Dhaenens,E.     Boulogne, Jean. In Dizionario biografico, vol.13 (1971).
Pegazzano, D.  Giambologna (Art Dossier, nr.220). Milaan, 2006.
Schrever, R.     Giambologna-Vlaamse beeldhouwer (Historiek, jan.2025).
Van Laerhoven, J.  zie art. De duivel van het Palazzo Vecchietti.
                             zie art. Een Vlaamse broederschap in Firenze.